Stoornis internetgokken in de vroege adolescentie: associaties met mentale gezondheid van ouders en adolescenten (2017)

Eur Psychiatry. 2017 januari 14;43:14-18. doi: 10.1016/j.eurpsy.2016.12.013.

Wartberg L1, Kriston L2, Kramer M3, Schwedler A3, LincolnTM4, Kammerl R5.

Abstract

ACHTERGROND:

Internetgamingstoornis (IGD) is opgenomen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). Momenteel zijn associaties tussen IGD in de vroege adolescentie en geestelijke gezondheid grotendeels onverklaard. In de huidige studie werd voor het eerst de relatie van IGD met de geestelijke gezondheid van adolescenten en ouders onderzocht.

Methode:

We ondervroegen 1095 gezinsduo's (een adolescent van 12-14 jaar en een verwante ouder) met een gestandaardiseerde vragenlijst voor zowel IGD als voor de geestelijke gezondheid van adolescenten en ouders. We voerden lineaire (dimensionale benadering) en logistieke (categorische benadering) regressieanalyses uit.

RESULTATEN:

Zowel met dimensionale als categorische benaderingen observeerden we statistisch significante associaties tussen IGD en mannelijk geslacht, een hogere mate van antisociaal gedrag van adolescenten, problemen met woedebeheersing, emotionele stress, problemen met het gevoel van eigenwaarde, hyperactiviteit / onoplettendheid en ouderlijke angst (lineair regressiemodel: gecorrigeerd R2=0.41, logistisch regressiemodel: Nagelkerke's R2= 0.41).

Conclusies:

IGD lijkt verband te houden met internaliserende en externaliserende problemen bij adolescenten. Bovendien leveren de bevindingen van de huidige studie het eerste bewijs dat niet alleen de geestelijke gezondheid van adolescenten, maar ook de geestelijke gezondheid van ouders relevant is voor IGD in de vroege adolescentie. De geestelijke gezondheid van adolescenten en ouders moet worden overwogen in preventie- en interventieprogramma's voor IGD in de adolescentie.

trefwoorden: Adolescent; Spanning; Hyperactiviteit; Internet verslaving; Internetgaming-stoornis; Ouder

PMID: 28365463

DOI: 10.1016 / j.eurpsy.2016.12.013