Hyperseksueel gedrag in een online steekproef van mannen: associaties met persoonlijke nood en functionele beperkingen (2013)

J Sex Med. 2013 apr 11. doi: 10.1111 / jsm.12160.

Spenhoff M, Kruger TH, Hartmann U, Kobs J.

bron

Afdeling Psychiatrie, Sociale Psychiatrie en Psychotherapie, Afdeling Klinische Psychologie en Seksuele Geneeskunde, Hannover Medical School, Hannover, Duitsland.

Abstract

INVOERING:

De populatie van personen die hyperseksueel gedrag rapporteren, is heterogeen. Voorafgaand onderzoek heeft het belang van persoonlijk leed en functionele beperkingen geïmpliceerd, aangezien beide kunnen dienen als indicatoren voor de ernst van het probleem en relevantie. Toch is er weinig bekend over associaties met distress en stoornissen na hyperseksualiteit.

AIM:

Het doel van deze studie was om persoonlijk leed en functionele beperkingen te onderzoeken in een steekproef van mannelijke zelf-geïdentificeerde "seksverslaafden" en om de associaties met gerelateerde variabelen te onderzoeken.

Methode:

Driehonderd negenenveertig mannen voltooiden een online-enquête met vragen over persoonlijk leed, functionele beperkingen, motivatie voor gedragsverandering, type hyperseksueel gedrag, tijd besteed aan seksueel gedrag en progressie van seksuele driften. Het onderzoek omvatte de kern van de Seksuele Verslaving Screening Test-Revised (SAST-R).

BELANGRIJKE UITKOMSTMETING:

Specifieke enquêtevragen over persoonlijk leed en functionele beperkingen in zes levensgebieden werden gebruikt om deze variabelen te beoordelen. Chi-kwadraat en P-waarden werden berekend om de onderlinge relaties tussen hen te verkennen.

RESULTATEN:

Er waren 75.3% (N = 253) die aangaven zich gestoord te voelen door hyperseksueel gedrag. Functionele beperkingen in ten minste één levensgebied werden gespecificeerd door 77.4% (N = 270), en de meeste deelnemers (56.2%) rapporteerden een bijzondere waardevermindering met betrekking tot partnerrelaties.

Persoonlijke stress en functionele beperkingen op drie gebieden gingen gepaard met een sterke motivatie voor gedragsverandering. Distress werd geassocieerd met online pornografie gebruik, masturbatie en / of seksueel contact met veranderende partners.

De progressie van seksuele driften had te maken met angst, terwijl de tijd besteed aan seksueel gedrag dat niet was. Er waren 92.9% van de getroffelde deelnemers die scoorden boven de SAST-R-schaaluitsnede, maar ook 59.0% van de deelnemers met weinig of geen distress scoorde in dit bereik.

Conclusies:

De resultaten onderstrepen de bijzondere rol van problemen in sociale of intieme relaties in samenhang met hyperseksualiteit. Clustering van individuen met betrekking tot hun specifieke seksuele gedrag en stoornissenpatroon lijkt veelbelovend voor verder onderzoek.