Theorieën, preventie en behandeling van stoornis bij het gebruik van pornografie (2019)

OPMERKINGEN: Door een van de beste neurowetenschappers die onderzoek doet naar de effecten van porno (Matthias Brand). Matthias Brand weet waar hij het over heeft. Zijn onderzoeksteam heeft 20 neurologische studies over pornogebruikers gepubliceerd (samen met 4 beoordelingen / commentaren).

———————————————————————————————————————

Suchttherapie 2019; 20 (S 01)

DOI: 10.1055 / s-0039-1696187

M Brand, Universität Duisburg-Essen

Link naar abstract

Abstract

Introductie

Dwangmatige seksuele gedragsstoornis, inclusief problematisch pornografisch gebruik, is opgenomen in de ICD-11 als impulsbeheersingsstoornis. De diagnostische criteria voor deze aandoening lijken echter sterk op de criteria voor aandoeningen als gevolg van verslavend gedrag, bijvoorbeeld repetitieve seksuele activiteiten worden een centraal aandachtspunt in het leven van de persoon, mislukte inspanningen om repetitief seksueel gedrag aanzienlijk te verminderen en voortdurend repetitief seksueel gedrag ondanks negatieve gevolgen ondervinden (WHO, 2019). Veel onderzoekers en clinici stellen ook dat problematisch pornografiegebruik als een gedragsverslaving kan worden beschouwd.

Methoden

Op basis van theoretische overwegingen worden empirische studies geëvalueerd, rekening houdend met de vraag of de belangrijkste kenmerken en processen die betrokken zijn bij verslavend gedrag ook kunnen worden waargenomen bij problematisch pornografiegebruik.

Resultaten

Cue-reactiviteit en verlangen in combinatie met verminderde remmende controle, impliciete cognities (bijv. Benaderingsneigingen) en het ervaren van bevrediging en compensatie in verband met pornografiegebruik zijn aangetoond bij personen met symptomen van een pornografische gebruiksstoornis. Neurowetenschappelijke studies bevestigen de betrokkenheid van verslavingsgerelateerde hersencircuits, waaronder het ventrale striatum en andere delen van fronto-striatale lussen, bij de ontwikkeling en het onderhoud van problematisch pornografiegebruik. Casusrapporten en proof-of-concept-studies suggereren de werkzaamheid van farmacologische interventies, bijvoorbeeld de opioïde antagonist naltrexon, voor de behandeling van personen met een stoornis bij het gebruik van pornografie en een compulsieve stoornis in seksueel gedrag. Gerandomiseerde, placebogecontroleerde klinische onderzoeken zijn nodig om de mogelijke langetermijneffecten van farmacologische interventies aan te tonen. Systematisch onderzoek naar de effectiviteit van preventiemethoden voor problematisch pornografiegebruik ontbreekt nog, maar een zeer belangrijk onderwerp voor toekomstig onderzoek en praktijk.

Conclusie

Theoretische overwegingen en empirisch bewijs suggereren dat de psychologische en neurobiologische mechanismen die betrokken zijn bij verslavende stoornissen ook geldig zijn voor stoornissen in het gebruik van pornografie. Systematische studies naar mogelijke interventiestrategieën zijn een van de belangrijkste uitdagingen voor toekomstig onderzoek met gegevens voor evidence-based preventie en behandeling van een stoornis bij het gebruik van pornografie.