Effecten van exogeen testosteron op het ventrale striatum Vette respons tijdens anticipatie op beloning bij gezonde vrouwen (2010)

Neuroimage. 2010 Aug 1; 52 (1): 277-83. doi: 10.1016 / j.neuroimage.2010.04.019.

Hermans EJ, Bos PA, Ossewaarde L, Ramsey NF, Fernández G, van Honk J.

Donders Instituut voor Hersenen, Cognitie en Gedrag, Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen, Nederland. [e-mail beveiligd]
Abstract

Correlatie bewijs bij mensen toont aan dat de niveaus van het androgeenhormoon testosteron positief gerelateerd zijn aan versterkingsgevoeligheid en competitieve drive. Structureel vergelijkbare anabole-androgene steroïden (AAS) worden bovendien op grote schaal misbruikt, en dierstudies tonen aan dat knaagdieren zelf testosteron toedienen. Deze observaties suggereren dat testosteron activerende effecten uitoefent op mesolimbische dopaminerge routes betrokken bij stimulerende verwerking en versterkingsregulatie. Er zijn echter geen gegevens over mensen die deze hypothese ondersteunen. We gebruikten functionele magnetische resonantie beeldvorming (fMRI) om de effecten van testosterontoediening op neurale activiteit in terminale gebieden van de mesolimbische route te onderzoeken. In een placebo-gecontroleerd dubbelblind cross-over ontwerp ontvingen gezonde 12-vrouwen een enkelvoudige sublinguale toediening van .5 mg testosteron. Tijdens MRI-scanning voerden deelnemers een monetaire stimuleringsvertragingstaak uit, waarvan bekend is dat deze krachtige activatie van het ventrale striatum opwekt tijdens beloningsverwachtingen. De resultaten tonen een positief hoofdeffect van testosteron op de differentiële respons in het ventrale striatum op signalen die potentiële beloning versus niet-weglating aangeven. Opmerkelijk was dat dit effect interageerde met niveaus van zelfgerapporteerde intrinsieke appetijtmotivatie: individuen met een lage intrinsieke appetijtmotivatie vertoonden grotere, door testosteron geïnduceerde toenamen, maar hadden een kleinere differentiële respons na placebo. De huidige studie biedt daarom steun aan de hypothese dat testosteron de activiteit in eindgebieden van het mesolimbische dopamine-systeem beïnvloedt, maar suggereert dat dergelijke effecten specifiek kunnen zijn voor personen met een lage intrinsieke appetijtmotivatie. Door een potentieel mechanisme te laten zien dat ten grondslag ligt aan de centrale versterking van androgeengebruik, kunnen de huidige bevindingen bovendien implicaties hebben voor ons begrip van de pathofysiologie van AAS-afhankelijkheid.