ACHTERGRONDEN: De concepten van verslavingen en stoornissen in de impulsbeheersing veranderen zoals weerspiegeld in de 11th versie van International Classification of Disorders (ICD-11, WHO, 2018). Studies die gericht zijn op directe vergelijking van structurele hersenverschillen in gedrags- en verslavingsverslavingen zijn echter beperkt.
AIM: Hier vergelijken we grijze-stofvolumes (GMV's) tussen groepen individuen met compulsieve seksuele gedragsstoornis (CSBD), gokstoornis (GD) en alcoholgebruiksstoornis (AUD) met die zonder geen van deze stoornissen (deelnemers aan gezonde controles; HCs).
METHODEN: Voxel-gebaseerde morfometrie (VBM) werd gebruikt om de hersenstructuur te bestuderen en de ernst van verslavingssymptomen werd beoordeeld met vragenlijsten. Om hersenregio's te identificeren die verband houden met de ernst van verslavingen, werden correlaties berekend tussen de scores van de vragenlijsten en GMV's.
BELANGRIJKSTE UITKOMST: We verzamelden MRI (GMV's) gegevens van 26 CSBD-patiënten, 26 GD-patiënten, 21 AUD-patiënten en 25 HC-deelnemers (alle heteroseksuele mannen; leeftijd: 24-60; M = 34.5, SD = 6.48).
RESULTATEN: Getroffen individuen (CSBD, GD, AUD) vergeleken met HC-deelnemers vertoonden kleinere GMV's in de linker frontale pool, met name in de orbitofrontale cortex. De meest uitgesproken verschillen werden waargenomen in de GD- en AUD-groepen en de het minst in de CSBD-groep. Er was een negatieve correlatie tussen GMV's en de ernst van de aandoening in de CSBD-groep. Hogere ernst van CSBD-symptomen was gecorreleerd met verminderde GMV in de rechter anterior cingulate gyrus.
KLINISCHE IMPLICATIES: Onze bevindingen suggereren overeenkomsten tussen specifieke stoornissen in de impulsbeheersing en verslavingen.
STERKTE EN BEPERKINGEN: Deze studie is de eerste die kleinere GMV's laat zien in 3 klinische groepen van CSBD, GD en AUD. Maar de studie was beperkt tot alleen heteroseksuele mannen. Longitudinale studies moeten nagaan in hoeverre ventrale prefrontale volumeverminderingen reeds bestaande kwetsbaarheidsfactoren kunnen vertegenwoordigen of dat ze zich kunnen ontwikkelen met progressie van de aandoening.
Conclusies: Ons onderzoek breidt eerdere bevindingen uit over stoornissen in het gebruik van middelen van een lagere GMV in prefrontale corticale volumes onder 3 klinische groepen patiënten met specifieke impulscontrole en gedrags- en verslavende aandoeningen. De negatieve correlatie tussen GMV's en CSBD-symptomen en rechter anterior cingulate gyrus suggereert een verband met klinische symptomatologie.